1831- 1918

Vensters op de geschiedenis van de begraafplaats

De begraafplaats werd in 1831 in gebruik genomen en in 1918 gesloten voor verdere begravingen. Op deze pagina's kun je lezen over de ontwikkeling van het begraven tot 1831 en de totstandkoming van de begraafplaats. De opzet en ontwikkeling van de begraafplaats kun je aan de hand van de plattegrond ontdekken. De diversiteit aan soorten graven en grafmonumenten zal worden toegelicht. Tenslotte is er een overzicht van vooraanstaande personen uit de Deventer gemeenschap en hun graven en van bijzondere graven met een verhaal over de overledene.

Stoffelijke resten van de 19e eeuw

De begraafplaats geeft een tijdsbeeld van de 19e eeuw. Een periode waarin Deventer uit de vestingwerken brak waarin ze lang was "opgesloten". Er vond aanzienlijke bevolkingsgroei plaats.

Een periode waarin de democratie werd gevestigd en de industriële ontwikkeling een vlucht nam. Stoommachines, gaslicht, elektriciteit deden de wereld veranderen. De overheid begon zich in te zetten voor onderwijs.

Het katholicisme mocht weer vrij en open worden beleden. De oude Deventer elite van patriciërs werd deels vervangen en aangevuld met rijke industriëlen.

De arbeidsomstandigheden in de zich ontwikkelende bedrijven waren vaak bedroevend. Er heerste bittere armoede bij een grote onderlaag . Uitbraken van besmettelijke ziekten teisterden regelmatig de Deventer bevolking , de kindersterfte was onverminderd hoog. Socialistische bewegingen begonnen zich te roeren.

De overzeese gebiedsdelen, de koloniën, leverden aanzienlijke inkomsten op voor ons land en gaven werkgelegenheid in Deventer. Maar er werden ook steeds meer vraagtekens geplaatst bij slavernij en uitbuiting.

De begraafplaats weerspiegelt dit tijdsbeeld. De stoffelijke resten van de 19e eeuw vertellen hun bijzondere verhaal als onderdeel van een ware metamorfose.

1914 : zicht op het achterste deel van de begraafplaats. Er is nog nauwelijks sprake van begroeiing met bomen en struiken.

Crematiekuilen en grafvelden

In de eerste eeuwen van onze jaartelling zijn grafvelden met crematiekuilen in gebruik. Die velden lagen buiten het woongebied omdat de doden als "onrein" werden beschouwd. Bovendien moest de geest van de dode worden verjaagd. De scheiding tussen "de wereld van de levenden en die van de doden" duurde tot rond de vijfde eeuw.

Christendom

Met de verbreiding van het christendom en het geloof in de opstanding verdween de weerzin tegen de nabijheid van de doden. De kerk schreef het begraven als verplichting voor, ze mochten niet meer worden verbrand. Ze moesten worden begraven op christelijke dodenakkers, zoveel mogelijk bij de kerk.

Kerkhof

Het oude verbod dat doden buiten de stad hield werd in de vroege middeleeuwen opgeheven. De kerk en haar kerkhof nestelden zich in steden en dorpen. Hiermee begon een traditie van begraven die tot in de 19e eeuw zou voortduren. Er was geen kerk meer zonder kerkhof, net zo min als een kerkhof zonder kerk.

Inkomstenbron

De kerken werden zelf begraafplaatsen en de bevoorrechte personen wilden zo dicht mogelijk bij de meest heilige plek begraven worden: het altaar. Naarmate men verder in de uithoeken van de kerk kwam te liggen kostte het minder. Buiten het gebouw op het kerkhof kostte het het minst. De dodenbezorging werd voor de kerk een belangrijke bron van inkomsten. In de kerken ontstaan zo vloeren van aaneen gelegde zerken.

Hygiëne

In de tweede helft van de 18e eeuw komt er een discussie op gang over de wenselijkheid van het begraven in en rond kerken, gevoed door medische argumenten en door hervormde predikanten die het begraven bij de kerk een paapse gewoonte vinden. Dit leidde er toe dat in sommige steden particulier gefinancierde buitenbegraafplaatsen werden ingericht.

Verbod op begraven in de stad

Na inlijving bij het Franse Keizerrijk verbiedt de Franse wetgeving die dan ook bij ons geldt het begraven binnen de bebouwde kom. Aangezien die overheersing kort duurt zal pas in 1827 een Koninklijk Besluit worden genomen. Daarin wordt het steden en dorpen van meer dan 1000 inwoners verboden hun inwoners in de bebouwde kom te begraven. Zo komt het dat de oudste buitenbegraafplaatsen stammen uit de eerste helft van de 19e eeuw.

Begraven voor 1831

een beknopte geschiedenis van 2000 jaar begraven

Locatiekeuze

In 1827 neemt de Deventer Raad het aanleggen van een nieuwe begraafplaats ter hand. Een belangrijke vraag was hoe het onderhoud en herstel van kerkvloeren voortaan bekostigd zou moeten worden. En, niet te vergeten, hoe de daling van de inkomsten bij de kerken, opgelost moest worden.

Er wordt een terrein in de nabijheid van de Zeven Bergen onderzocht of dit terrein geschikt is om een nieuwe begraafplaats op aan te leggen. Twee percelen in de enk, gelegen tussen Noordenberg en Brinkpoort, voldoen aan de minimale eisen. Het ene stuk wordt de Galgenberg genoemd, het andere is daarnaast gelegen. (zie voor de locatie kaart 1820) De keus is op de laatste gevallen, het perceel aan de Hoge Hond. Van Albertus van Leusen is in het gemeentearchief van Deventer een getekende kaart aanwezig, waarop hij de begraafplaats schuin over een tiental akkers situeert, waarvan delen worden afgesneden. (zie tekening van Leusen). De begraafplaats wordt zo'n x meter breed en y meter lang.

De begraafplaats krijgt een eenvoudig rechthoekig ontwerp. Op de plattegrond ziet u de opzet van de begraafplaats met 1 middenpad.

Er werden op de begraafplaats 3100 plaatsen uitgezet. 1550 plaatsen aan iedere zijde van het middenpad. De graven werden van links naar rechts genummerd. Het achterste deel werd bestemd voor het begraven van katholieken. Daartoe werden 600 plaatsen gereserveerd.

Totstandkoming

Opening

Met het opstellen van een reglement voor de nieuwe begraafplaats en het begraven nieuwe stijl werd snel een begin gemaakt nadat hierover in 1827 instructies van GS Overijssel waren ontvangen. De raadscommissie hiermee belast, had in 1828 een reglement gereed. De begraafplaats was, afgezien van het huis van de opzichter, voor gebruik gereed en het reglement was voorhanden. Dit alles volgens het KB van 1827 met zijn opleverdatum van 1 januari 1829. Toch duurde het nog tot 1831 alvorens een reglement uiteindelijk is goedgekeurd. Er wordt begraven vanaf 1 juli in graf nr. 50.

De opzichterswoning

Het ontwerpen en bouwen van een woning op de begraafplaats wordt ter hand genomen. . Stadsbouwmeester van Nieuwenhuys berekent de kosten van het bouwen van dit woonhuis. Het gebouw krijgt een kruisvormige plattegrond en bevat een woonkamer, een deel, een beestenstal en een lijkenkamer. Een torentje beschermde de schoorstenen en droeg zonnewijzers aan de zijkanten. In de houten wanden werd in nissen een drietal gietijzeren reliëfs met symbolische voorstellingen aangebracht (gegoten bij Nering Bögel). Deze reliëfs zijn na de verbouwingen in 1875 en 1894 behouden gebleven en tot op de dag van vandaag in de muurnissen te bewonderen.

Het eerste reglement

Het opstellen van een begraafplaatsreglement was een complex werk. Er zijn allerlei algemene zaken die moeten worden geregeld zoals afmeting, afstand en diepte van graven, het roeren van graven, onderhoud van zerken, de lijkenkamer, 15 opcenten voor de kerken, het verbod op monumenten of om bomen en struiken te planten. Ook de rol en taken van de opzichter worden in het reglement vastgelegd.

Wat opvalt zijn de vele beperkingen die men aanvoert. Zo mogen er niet meer dan vier personen buiten de directe familie aanwezig zijn bij begrafenissen. Er mogen geen redevoeringen gehouden worden, tenzij met toestemming, en tegen betaling van honderd gulden “omdat men somtijds de nadelige gevolgen daarvan niet kan overzien”. De opzichter zal geen tapperijen of drinkgelagen mogen houden en het gebruik van wijn, bier, sterke drank, pijpen, tabak en koek wordt verboden “als te dikwijls aanleiding tot grote ongeregeldheden en vrij wat aanstoot gegeven hebben”. Ook het klokluiden bij de begrafenis wordt verboden.

Opzet en ontwikkeling

De begraafplaats bestond uit een eenvoudig rechthoekig terrein. In zijn geheel waren 3100 begraafplaatsen voorzien. Eén graf bood ruimte aan drie overledenen. De hoofdnummering van de graven in rijen dwars op het middenpad is te zien op de nog aanwezige nummerstenen.

De toegangspoort bevond zich aanvankelijk ter linkerzijde van het opzichtershuisje (1). Dat huisje was destijds in hout opgetrokken. Het huisje kende naast een woonvertrek voor de opzichter, een lijkenkamer en een stal.

Driedeling

De begraafplaats kende een driedeling.

Het donkergrijze stuk werd gereserveerd voor "eigen graven". Graven waarvan het grafrecht voor een lange periode werd afgekocht. De grafmonumenten zijn daar het best bewaard gebleven. De namen van de in die graven ondergebrachte overledenen bevinden zich in een databank.

Het lichtgrijze deel bestond uit Algemene Graven en deze werden naar verloop van tijd weer geruimd. Op de geruimde plek kwam weer ruimte vrij en deze kon opnieuw worden benut. Het aanbrengen van grafmonumenten vond beperkt plaats.

De roze vakken waren bestemd voor de rooms-katholieke burgers. In 1869 kregen deze een eigen begraafplaats aan de Ceintuurbaan. De vrijkomende plekken konden weer gebruikt worden voor algemene graven.

Uitbreiding in 1894

In 1894 werd de begraafplaats uitgebreid met het rechterdeel (beige gekleurd) . Dit werd vooral bestemd voor "eigen graven". Er werd een extra opzichtershuisje bijgebouwd. De poort kwam terecht op zijn huidige plaats.

Ontwikkeling

Plattegrond