Inrichting van de begraafplaats. (1)
Het huidige hoofdpad tussen de twee begraafplaatswoningen achter het gietijzeren hek was bij de eerste aanleg van de begraafplaats de buitenzijde van het oudste grafveld. Langs dit huidige hoofdpad is de nummering van de graven op de granieten grafnummerstenen heel duidelijk te zien. De indeling van de begraafplaats is uiterst simpel. Een middenpad vanaf het toegangshek deelt de begraafplaats in twee helften. Aan de linkerkant (nummers 1 tot en met 3100) ligt het oudste gedeelte, het rechterdeel (vanaf nummer 3101) is in 1894 aangelegd.
Eigen graven en algemene graven
De begraafplaats kende geen klassenindeling; men kende alleen eigen graven en kelders. Deze “eigen graven” liggen voornamelijk in de vakken 1 t/m 1150 links van het hoofdpad en 3101 t/m 3904, rechts van het hoofdpad. Daarnaast zijn er algemene graven. Elk graf bood ruimte aan drie volwassenen. Op iedere rij van algemene graven werden de eerste vijf graven gereserveerd voor jong gestorven of doodgeboren kinderen. In deze kindergraven werden grote aantallen kinderen begraven.
De volgorde van begraven verliep als volgt: vooraan de eigen graven die van voren naar achteren werden uitgegeven en in gebruik werden genomen. Daarachter de algemene graven waarin van achteren naar voren werd begraven. Als beide afdelingen elkaar te dicht benaderden, werd het oudste gedeelte van het algemene grafveld voor een deel geruimd. In totaal hebben er drie ruimingen plaatsgevonden en zijn er op deze begraafplaats ± 35.000 mensen begraven.
Sobere opzet en aaneengesloten zerken
Het karakter van de begraafplaats is in aanleg en grafbedekking sober: geen grootse monumenten, weinig symboliek of teksten op zerken. Wellicht is dit terug te voeren op het feit dat een niet onbelangrijk deel van de kleine sociale bovenlaag van de Deventer bevolking uit doopsgezinden bestond.
Verder kende men in de beginperiode nog geen begraafcultuur, behalve dan die van in en rond de kerk. Dit is dan ook de reden dat vanaf de eerste periode na de aanleg alle zerken aaneengesloten en zonder tussenpaden werden neergelegd, als ware men nog steeds in een kerk. Om van het ene naar het andere graf te kunnen moesten bezoekers en medewerkers wel over zerken lopen. Pas later ontwikkelt zich een eigen stijl met staande stenen (steles genaamd), tombes, hekwerken en paden tussen de graven. Dit is met name goed zichtbaar in het nieuwe deel (rechts van het hoofdpad)


Grafkelder familie Birnie (3)
De kelder is drie graven breed en twee grafrijen achter elkaar. George Birnie, die hier samen met zijn vrouw Rabina en dochter Aleid lag begraven, was handelaar in koloniale waren. We spreken hier duidelijk over lag begraven, want na 1918 heeft herbegrafenis plaatsgevonden op de nieuwe algemene begraafplaats van Deventer aan de Raalterweg, toen gelegen in de buurgemeente Diepenveen. Deze kelder is nu dus leeg. Ook de deksteen van de kelder is door de familie Birnie meegenomen naar hun nieuwe grafkelder. Op de kelder rust nu de deksteen van graf 601: de naam die er op staat geeft dit ook aan: “Wouter Willem Hoozeman”
De naam Birnie is nauw verbonden met het boek “Heren van de thee” van Hella Haase. Plantersfamilies zoals de Kerkhovens uit Twello en de Birnies uit Deventer hebben op Java bossen omgevormd tot grote thee- en specerijenplantages. George Birnie, die in Djember in het voormalige Nederlands-Indie een tabaksonderneming stichtte, legde de grondslag voor de in 1893 gestichte NV Landbouwmaatschappij van Birnie’s Exploitatiemaatschappij, waarvan het kantoor in het statige pand Brink 68 naast de bibliotheek, gevestigd was.
Deksteen
De deksteen sluit de ingang naar de grafkelder af. Om in de kelder te kunnen moet de deksteen opgetild worden. In de deksteen ziet u twee vierkante gaten zitten. Met metalen haken die hierin gedraaid worden en een juk met een lier boven de kelder kan de deksteen opgetild en verplaatst worden. Het gewicht van deze deksteen is ongeveer 1000 kg.
Begraafplaatswoningen. (2)
Links van de ingang staat het oorspronkelijke opzienershuis van de begraafplaats. Destijds bevond de toegang tot de begraafplaats zich aan de andere zijde van dit huis. Het van hout opgetrokken gebouw heeft een kruisvormige plattegrond en bevatte een woonkamer, de deel, een beestenstal en een lijkenkamer. In de lijkenkamer werden de overledenen wel enige tijd opgebaard om er zeker van te zijn dat de dood was ingetreden. Eind achttiende eeuw was namelijk een angst voor schijndood ontstaan. Het verlengen van de termijn van 24 uur naar 36 uur, alvorens men mocht begraven, was klaarblijkelijk nog geen geruststelling. Pas in 1850 was het niet langer nodig 36 uur te wachten op de lijklucht, omdat vanaf dat moment met de stethoscoop de hartslag beluisterd kon worden.
In de (houten) wanden van het gebouw werden drie gietijzeren witgeschilderde ornamenten aangebracht met symbolen van de vergankelijkheid van het leven (te zien zijn afbeeldingen van een slang, een vlinder, zandloper, schedel en zeis). Als u rond het huis loopt ziet u er twee, de derde is aan de achterzijde van de woning, behoorlijk verscholen zichtbaar half boven het aangebouwde schuurtje.
In 1894 werd bij de uitbreiding van de begraafplaats een nieuw opzienershuis gebouwd. De situering van de ingang met hoofdpad tussen de twee huizen met een aanvankelijk houten toegangshek stamt ook uit dat jaar. Na enkele kleine aanpassingen dateert de huidige situatie van 1933.
Beide huizen zijn verhuurd en worden door particulieren bewoond.




Grafkelder IJssel de Schepper nr.25 (4)
In deze kelder liggen 45 personen begraven. Allen zijn familieleden en/of aangetrouwden van de familie IJssel de Schepper. Een van deze familieleden, Jan Wolter Jacob IJssel de Schepper, was tweemaal burgemeester van Deventer (1818 -1824 en 1829 -1831)
De naam IJssel de Schepper is een samenvoeging van twee namen, De enige zoon van Woltera Jacoba IJssel en Jan de Schepper nam de naam IJssel de Schepper aan. Hij deed dit omdat de naam IJssel zou uitsterven aangezien Woltera geen broers had.
Het geslacht der Scheppers is van Vlaamse oorsprong. Een der voorvaderen, Cornelius Duplicius de Schepper (1501‑1555), was vice‑kanselier van koning Christiaan II van Denemarken en vanaf 1526 raadsman van Keizer Karel V. Zijn nakomelingen vestigden zich later vanuit Vlaanderen (Brugge) in Friesland, en vervolgens te Deventer, waar zij voortdurend aanzienlijke functies in stad, staat en provincie bekleedden.
De binnenzijde van de grafkelder
Van deze grafkelder is in 2005 het bovendek gerestaureerd. Op dit dek lag een dikke laag bitumen, er groeide ook een flinke struik op. Dit alles is weggehaald en de bovenste laag stenen die u nu ziet is teruggeplaatst. Ook zijn de banden rond het graf opnieuw aangebracht. Deze restauratie gaf ons de gelegenheid ook de binnenzijde van de kelder te inspecteren. De toegang tot de kelder is waar de deksteen ligt. Van de 45 begraven personen liggen er 43 in een zinken kist, alleen de laatste 2 bijzettingen zijn houten kisten. Op een dwarsligger vlak onder het gewelf van de kelder liggen 10 kinderkistjes.
Het houten torentje op het luchtrooster in de deksteen dient ervoor om het inregenen van water in de kelder te voorkomen. Samen met het metalen pijpje in het bovendek van de kelder zorgt dit voor luchtcirculatie, zodat het droog en fris blijft in de grafkelder.


De geordende kisten in de grafkelder. Op het kinderkistje links staan op het hoofdeinde de initialen B IJ D S 1851. Het gaat hier om Barthold Jan IJssel de Schepper, op 1-jarige leeftijd overleden en bijgezet op 31 oktober 1851.
Grafkelders Schimmelpenninck en Bruce (5)
Deze grote grafkelder is door de twee families Bruce en Schimmelpenninck in combinatie hier op de begraafplaats aangelegd. Een deel is 7 graven groot; het andere is kleiner en beslaat 5 graven, beide inclusief een ingang op een graf.
(A) Schimmelpenninck
Gerrit Schimmelpenninck verhuisde rond 1757 van Almelo naar Deventer. Hij trouwde met Hermanna Coolhaas. Hij was wijnkoper en verdiende hiermee een fortuin. Woonhuis en pakhuis waren gevestigd aan de Brink 23, hoek Maansteeg. Gerrit en Hermanna kregen 6 kinderen.
Gerrit Gzn. (1759-1818). Ongehuwd begraven te Amsterdam
Rutger Jan (1761- 1825) Raadspensionaris onder het bewind van Napoleon. Biografie: President van Nederland Hij trouwde met Catharina Nahuys en ze kregen twee kinderen. Begraven in de Nieuwe Kerk te Amsterdam, doch van het graf is niet terug te vinden. Voor een overzicht van zijn leven zie de familiesite.
Willem (1765-1837) zette de wijnhandel van zijn vader voort. Hij trouwde met Machtild van Walijen en kregen één zoon: Gerrit Wzn. (zie hieronder) Willem en Machtild zijn bijgezet in deze kelders.
Jan (1769-1828) werd jurist in Amsterdam en overleed in Nieuwer Amstel. Gij werd begraven in de Oude Kerk in Amsterdam, evenals zijn echtgenote.
Christine (1774 -1840) trouwde met Stuart John Bruce. Bruce was een hoge militair. Christine en George zijn in deze kelders bijgezet. (zie hieronder B)
Berendina (1771-1824) trouwde met de Amsterdamse notaris Christoph thoe Laer. Ook zij ligt begraven in de Oude Kerk te Amsterdam.
Voor Rutger Jan kocht de oude Gerrit landgoed het Nijenhuis in Diepenheim.
De oude Gerrit overleed in 1804: hij en zijn vrouw zijn begraven in de Bergkerk.
De jonge Gerrit Wzn. (zoon van Willem, dus kleinzoon van de oude) trouwt in 1811 met Anthonia Catharina Schimmelpenninck . Het echtpaar (beide in deze kelder) krijgt 12 kinderen, waarvan er 5 in de grafkelder zijn bijgezet. Een van de zonen van deze Gerrit : Jan Herman Adriaan, zet de wijnhandel voort en is de grondlegger van de Deventer Capsule Fabriek, later de DAIM.
Het is waarschijnlijk Gerrit Wzn. (overleden in 1855) geweest die een aandeel heeft verworven in de Surinaamse plantages Berkshoven en Oostrust aan de Commewijne en daarmee mede-eigenaar is geworden van de slaven die op deze plantages werkten. Zijn kinderen werden gecompenseerd voor de afschaffing van de slavernij van zo’n 79 slaven. Aldus liggen in deze kelder enkele voormalige slaveneigenaren.
(B) Bruce
Stewart John Bruce (geboren 1767, Breda) was een zoon van George Bruce (majoor bij het regiment Schotten) en Elisabeth Snellen. Stewart Bruce maakte een gevarieerde militaire loopbaan door. (zie biografie op de website SOBD)
Stewart John trouwde in 1801 met Catharina Schimmelpenninck (zie hierboven: de dochter van de oude Gerrit en zus van Rutger Jan). Zij kregen twee kinderen waaronder een zoon: George Isaac.
George Isaac Bruce werd vooraanstaand politicus en werd zelfs benoemd tot Gouverneur Generaal van Nederlands Indië. Echter tijdens zijn vertrek naar Indië overleed hij aan boord van het schip dat hem daar naartoe zou vervoeren. George Isaac trouwde met zijn nicht Anna Agnetia (Agnesia) Schimmelpenninck (dochter van de jongere Gerrit (Zie boven). Het echtpaar bleef kinderloos.
De obelisk op de kelder is voor George Izaäk Bruce en is door zijn vrienden daar geplaatst. De tekst op de obelisk luidt:
“Geboren te Deventer den 9 october 1803, overleden den 30 december 1850 aan het Nieuwe Diep. Door den koning tot landvoogd van Nederlands-Indië benoemd, noodde de dood hem weg aan boord van de oorlogskorvet Sumatra. Zijn vrienden en vereerders hebben dit gedenkteken opgerigt. Hij was een waardig lid der rechterlijke macht. Een standvastig en welsprekend volksvertegenwoordiger en Gouverneur aan wie Overijssel gaarne hare belangen zag toevertrouwd.”
Hieronder afbeeldingen van Stuart Bruce, George Isaac Bruce en Anna Bruce- Schimmelpenninck








Gerrit Schimmelpenninck (begraven in de Bergkerk)


Familiewapen van de Schimmelpenninck's
Graf met hekwerk familie Van de Cop. (6)
Tot degene die als eerste een grafruimte op deze toen nieuwe algemene begraafplaats kocht, behoorde de goud- en zilversmid Jan Willem van de Cop. De familie Van de Cop betekende veel voor de bloei van Deventer. Door hun toedoen floreerde de goud en zilverhandel in Deventer en omstreken. De familie Van de Cop kocht drie naast elkaar gelegen ruimten met de bedoeling om een ruim familiegraf te kunnen laten maken. Het graf is gesierd met een hek en aan de achterzijde van het hek een graftrommel. Dit hek is enkele jaren geleden opgeknapt en hierbij is het hekwerk zodanig geverfd alsof het lijkt dat dit al jaren geleden is uitgevoerd. Het hekwerk omvat 3 graven, in totaal liggen hier 12 mensen.
Er liggen 3 marmeren kussens met tekst. Uit deze tekst blijkt dat een zoon met ook de naam Jan Willem in 1882 is overleden te Pau en op 16 april 1890 in dit graf is bijgezet.
De graftrommel aan de achterzijde van het hek is wel nieuw. Oorspronkelijk hingen aan dit hek 3 graftrommels maar die zijn verdwenen. De heer Halkus uit Twello, die als hobby het restaureren van graftrommels heeft, heeft voor de stichting een nieuwe trommel gemaakt.
Justus Hiddes Halbertsma Grafnr. 631 (7)
Voor een wat meer uitgebreid portret verwijzen we naar onze website.
Justus Hiddes Halbertsma, roepnaam Joost, werd op 23 oktober 1789 te Grouw geboren. Hij trouwde op 10 mei 1816 met Johanna Iske Hoekema uit Workum en stierf op 27 februari 1869 te Deventer. Ze zouden samen vijf zoons krijgen.
Na zijn studie aan de Latijnse school te Leeuwarden studeerde Halbertsma aan de Doopsgezinde Kweekschool te Amsterdam en het Athenaeum Illustre, waar hij zich in theologie en Noordse talen verdiepte. Al tijdens zijn predikantschap te Bolsward (1814-1821) deed Joost van zich spreken. In 1822 vertrok hij naar Deventer, waar hij met grote verwachtingen werd binnengehaald.
Halbertsma was 35 jaar predikant van de Doopsgezinde Gemeente in Deventer. Het predikantschap bevredigde Halbertsma echter niet, hij was meer literator en geleerde dan dominee. Halbertsma’s belangstelling was breed, zijn bibliotheek groeide en zijn huis leek op den duur meer een museum.
Omdat hij niet meer van harte predikant was, vroeg Halbertsma op 12 januari 1856 zijn emeritaat aan ‘op grond van den daarbij omschreven ziekelijke toestand van zijn hoofd’. De kerkenraad nam het verzoek maar al te graag aan en op 26 oktober 1856 nam “den olden” afscheid.
Op een bovenwoning in Deventer bracht hij zijn tijd al schrijvend door en raakte steeds meer vereenzaamd. Als een soort testament liet Halbertsma een bijtende ‘Biografie van Deventer’ na, waarin hij noch de stad Deventer noch haar bevolking noch de doopsgezinde gemeente spaart.
Halbertsma heeft nooit echt in Deventer kunnen aarden, mede doordat hij in verband met zijn studie van het (oud-)Fries jaarlijks lange tijd in Friesland onderzoek moest verrichten. Zijn verblijf in deze stad versterkte zijn heimwee, zijn romantische hunkering naar zijn geboorteland; een hunkering ook die de motor van zijn werk was geworden en die bij hem de scheidslijnen tussen zijn en schijn vaak deden vervagen.
In het boek over de Doopsgezinden staat dat Halbertsma door zijn norse en scherpe opmerkingen vijanden maakte. De mensen noemden hem “een norsche hakelaar”
Aan het eind van zijn leven verzamelde hij datgene wat hij belangrijk achtte in het werk van zijn broers en in zijn eigen werk. Dit leidde tot de eerste uitgave van ‘Rimen en Teltsjes’ (Rijmen en vertellingen). Zijn zoon Tjalling, professor te Groningen, zou het ‘Fries Lexicon’ – het magnum opus van Halbertsma – voltooien. Op 27 februari 1869 stierf Halbertsma.
Zijn grote betekenis ligt verankerd in de harten van de Friezen die door zijn poëtische, soms melancholieke dan weer scherpe, af en toe zelfs harde weergave van hun leefwereld, in hem hun tolk herkenden. Zijn invloed is uitermate groot geweest, voor de Friese cultuur van onschatbare waarde. Zijn directe woordkeus, van pittig tot sarcastisch, houdt zijn werk nog steeds fris en oorspronkelijk.
Enkele wetenswaardigheden over Halbertsma zijn:
Enkele dagen voor het nieuwe jaar 1842 komt zijn vriend professor Vorsselman de Heer te overlijden. De herdenkingsrede werd in de doopsgezinde kerk achter de Korte Assenstraat gehouden op nieuwjaarsdag 1842. “Op deze dag” –aldus Halbertsma- “in dit uur zult gij het niet ongepast vinden dat ik enige ogenblikken bij de afgestorvene bepaal.” Vervolgens beslaat de preek 68 pagina’s. Het moet een dienst van enige uren zijn geweest.
Op deze plek liggen 3 personen begraven;
1e Johanna Iske Hoekema, vrouw van J.H. Halbertsma, 53 jaar oud, begraven 3 juli 1847
2e Hidde Justus Halbertsma, zoon van, oud 45 jaar en begraven op 27 november 1865.
3e Justus Hiddes Halbertsma, de predikant, oud 79 jaar en begraven op 2 maart 1869.l
Ankersmit (8) Graven 622-623-823-825
(1) Ankersmit & Co.
(2) Bomenkathedraal
Samenvatting
Tegelijk met de opkomst van de textielindustrie in Twente, ontstond in Deventer ook een belangrijke textielfabriek. Hendrik Jan Ankersmit vestigde zich in 1799 in Deventer en begon in de Polstraat 10 een zaak in manufacturen. Thuiswerkers, boeren in de omgeving van de stad, weefden voor hem stoffen met door hem aangeleverde garens. Ankersmit had een ververij in een pand Achter de Muren.
Zijn zoon, ook Hendrik Jan genaamd, zette de zaak voort en begon het weven van stoffen te mechaniseren. Samen met drie zoons stichtte hij een textielfabriek in de omgeving van de Lange Zandstraat op de Zandweerd. De firma Ankersmit & Co. startte de productie in de mechanische weverij in 1865. In 1910 werkten er 226 arbeiders. Uiteindelijk groeide dat aantal tot meer dan duizend medewerkers.
In 1965 werd Ankersmit overgenomen door Texoprint en de locatie in Deventer gesloten. Hierdoor gingen op dat moment meer dan 10% van de arbeidsplaatsen in de Deventer industrie verloren.
De begravenen
In deze graven (onder grafnummers 622 t/m 625 en even verderop onder grafnummers 822 t/m 825) liggen tal van leden van de familie Ankersmit begraven. De stamvader Hendrik Jan (1) ligt met zijn vrouw Christina Kok in grafnummer 622 en hij werd in 1850 begraven. Tijdens zijn leven begon Hendrik Jan met het laten weven van katoenen stof bij thuiswevers en vervolgens het (blauw-)verven en gladmaken van deze stoffen om ze vervolgens daarin te gaan handelen. De ververij was gevestigd in Achter de Muren, in een smal straatje aan de Duimpoort. Hendrik Jan gaat zelf aan de Polstraat (nr.10) wonen om van daaruit de handel in textiel te drijven. Het gaat hem voor de wind. En zijn huwelijk met Christina is vruchtbaar, ze krijgen negen kinderen. Vijf jongens, vier meisjes.
Tweede zoon Hendrik-Jan (2), geboren in 1806 komt in 1833 bij zijn vader in het bedrijf. Hij brengt de zaak verder tot bloei en neemt in 1862 de mechanisatie met stoommachines ter hand in een nieuw gebouwde fabriek aan de landelijk gelegen Lange Zandstraat (Zandweerd). Hendrik -Jan 2 trouwt met Geertruida Johanna Helena van Rhee en krijgt met haar 6 kinderen. Hij is tevens geruime tijd raadslid in de gemeente Deventer. Hendrik-Jan (2) en zijn vrouw liggen in graf 823.
Drie zoons, waaronder Hendrik Jan (3) , gaan kort na 1860 deel uitmaken van de directie van het bedrijf. Ankersmit en Co groeit gestaag door en heeft in 1866 zo’n 180 werknemers in dienst. In 1867 telt de fabriek 200 getouwen, in 1907: 600. Hendrik Jan (3) en zijn vrouw Anne Maria Werle liggen in graf 824.
Van ieder van de Ankersmit-directieleden wordt vervolgens 1 zoon in de directie opgenomen. De zoon van Hendrik Jan (3): Hendrik Jan (4), de zoon van Diderik: Diderik (2) en Albert, de zoon van Leonard. Deze generaties overlijden na het sluiten van deze begraafplaats en zijn hier niet begraven.
Bloei en ondergang van het bedrijf
Ankersmit & Co. is een van de meest belangrijke industriële ondernemingen van Deventer in de eerste helft van de 20e eeuw. De wortels liggen in de tweede helft van de 19e, waarin de ondernemingszin zijn kans krijgt. Bij de ontwikkeling van de industrie behoort ook de sociale kwestie: de omgang met de werknemers. In de 19e eeuw zijn werkdagen van 12 uren eerder regel dan uitzondering, Werken er kinderen in de fabriek. Het bedrijf bouwt woningen voor zijn werknemers en binnen het verband van de onderneming worden veel sociale activiteiten georganiseerd. Er zijn arbeidsconflicten en stakingen. Zeker aan het eind van de 19e en begin van 20e eeuw is er sprake van uitgesproken standsverschil tussen de bazen en de arbeiders.
Met de textielindustrie gaat het in de jaren 60 van de vorige eeuw bergafwaarts. Fusies , reogranisaties en afslankingen leiden in 1965 tot sluiting van Ankersmit. 1100 mensen komen op straat te staan.
Stamvader Hendrik Jan (1) had de enorme groei en ontwikkeling, noch de teloorgang van het bedrijf ook meer enigszins kunnen bevroeden toen hij zijn blauwververij aan Achter de Muren begon.
Voor een vlot geschreven geschiedenis van het bedrijf verwijzen we graag naar het boek “Ankersmit, honderd jaar katoen in Deventer” van Heleen Janszen en Sam de Visser (2006)
De bomenkathedraal
Boven de graven (onder meer van de familie Ankersmit) is door de natuur een overdekte ruimte ontstaan door het samengroeien van twee treurbeuken, bekend als “de Kathedraal” omdat in de zomer onder het dichte bladerdek van deze beuken een enigszins afgesloten, donkere ruimte ontstaat.
Treurbeuken groeien niet spontaan op deze wijze maar worden door boomkwekers gecreëerd door op een onderstam van een gewone beukenplant een treurende groeivorm te enten. Bij de boom het dichts bij het pad is de ent laag bij de grond, op maaiveldhoogte gemaakt. Bij de treurbeuk verder vanaf het pad is de ent heel duidelijk te zien op ruim een meter boven het maaiveld.






Hendrik Jan 2. (1806-1890)






Hendrik Jan 3. (1834-1905)
Hendrik Jan 4. (1866-1923)


Hendrik Gerrit Bokhorst (9)
Grafnr. 916
Hendrik Gerrit Bokhorst vestigde zich rond 1855 als huis- en decoratieschilder aan de Papenstraat, nu nummer 37. Ook had hij les aan de Deventer Tekenacademie. Hij decoreerde onder meer rijtuigen, plafonds en wanden. In zijn vrije tijd wijdde hij zich ook aan de schilderkunst. Hij was de stamvader van een lokaal geslacht van zeer verdienstelijke kunstschilders.


Duymaer van Twist (10)
Grafnr.826
In deze naamloze grafkelder rusten onder meer Albertus Jacob Duymaer vanTwist (1809-1887) en Maria Joanna Beek. Koos van Twist was lid van de Tweede Kamer en werd Gouverneur-Generaal van Nederlands Indië: de hoogste bestuursambtenaar in deze voormalie kolonie. In die hoedanigheid kreeg Eduard Douwes Dekker, alis Multatuli, het met hem aan de stok, omdat hij verder onderzoek van Douwes Dekker blokkeerde en hem wilde overplaatsen. In Multatuli's boek de Max Havelaar speelt dit een belangrijke rol. Na zijn terugkomst uit Indië liet Van Twist het huis Nieuw Rande (nu Hotel Gaia) bouwen.


Joan Frederik Nering Bögel (11)
Grafnr. 942
Joan Laurents Nering Bögel werd in 1826 eigenaar van de Deventer ijzergieterij. Deze stamde uit 1755 toen Hendrik Lindeman de stadswatermolen in erfpacht kreeg en er een ijzermolen begon. Het ijzeroer haalde men tot ongeveer 1873 uit de regio Bathmen-Gorssel, het houtskool per schip over de Schipbeek uit de Achterhoek en soms uit het Ruhr- en Lippegebied. Joan haalde de stoommachine naar Deventer en bouwde de ijzergieterij verder uit. Zijn oudste zoon Johan Frederik en zijn jongste zoon Willem Frederik namen in 1865 de leiding van hun vader over. In dit graf liggen Johan Frederik en zijn vrouw Johanna Brown.
In 1902 ging de firma de Deventer IJzergieterij en Machinefabriek v/h J.L. Nering Bögel heten en in 1907 fors uitbreiden. In 1912 werden grote hallen gebouwd aan de Raamstraat en een ketelhuis met krachtcentrale. In 1912 kwam er aan de Gieterijstraat een nieuw kantoor. In 1928 bouwde het bedrijf een nieuw modelmakerij. Er werkten in 1925 zeshonderd mensen en dat aantal groeide nog naar ongeveer 1000. De ijzergieterij raakte echter in 1932 in de problemen. Banken trokken hun kredieten in, waardoor het bedrijf moest sluiten.
Op onze website tref je een uitgebreidere biografie aan van de familie Nering Bögel en hun rol in het bedrijf.
Michiel Smits (12)
Grafnr.947
We zien een eenvoudige liggende zerk met daarop drie naamplaten van de drie begraven familieleden Smits. Begraven zijn hier de vader, de moeder en een zoon. De zoon is als eerste en op jonge leeftijd begraven, op 15 juli 1882 op bijna 30-jarige leeftijd. Van de zoon, Michiel Smits weten we dat hij is omgekomen bij een scheepsramp voor de Nederlandse kust, ter hoogte van Scheveningen, van het marineschip Zr. Ms. Adder.
Michiel Smits, is geboren op 23 oktober 1852 in Oss. Zijn datum van overlijden is op het grafmonument niet ingevuld omdat de dag en datum niet precies bekend zijn. Het schip Zr. Ms. Adder is op 5 juli ‘s avonds gezonken maar het kan ook wel zijn dat opvarenden nog een etmaal in zee hebben gedreven voordat zij overleden en/of aangespoeld zijn. Daarom staat niet 5 juli op zijn grafsteen maar … juli 1882.
Michiel Smits had de hoogste militaire onderscheiding die binnen de Nederlandse Krijgsmacht wordt verleend, De Militaire Willemsorde, dit staat ook op zijn grafsteen “Ridder der M.W.O. Michiel was ondanks zijn jonge leeftijd Ridder in de Militaire Willems Orde. In het toekenningsbesluit staat deze toekenning van de Militaire Willemsorde als volgt omschreven:
Bij besluit van den 5 den Maart 1875, No 4, heeft Zijne Majesteit goed gevonden, tot belooning der scheepelingen van de Koninklijke Nederlandse marine, die zich hebben onderscheiden in den oorlog met het rijk van Atjeh, tussen 26 april 1874 en den 22 augustus d.a.v.:
a. te benoemen tot ridder der Militaire Willemsorde, 4e klasse, den adelborst 1ste klasse M. Smits; enz, enz,
Michiel Smits is in 1878 vanuit Nederlands-Indië teruggekeerd naar Nederland om hier zijn carrière bij de Koninklijke Marine voort te zetten. Op 1 juli 1882 begon zijn plaatsing als eerste officier aan boord van de rammonitor Zr. Ms. Adder.
De ramp met Zr. Ms. Adder
Zr. Ms. Adder was een rammonitor tweede klasse, schepen bestemd om de Zuiderzee en de zuidelijke Nederlandse zee-engten te beschermen. Het schip, eigenlijk een door stoom aangedreven drijvende tank, had een zeer laag vrij boord, was bijzonder slecht manoeuvreerbaar en totaal niet zeewaardig. De samengestelde bemanning van de Adder bestond in totaal uit 65 opvarenden. ’s Ochtends om 10 uur van de 5e juli 1882 verliet het schip IJmuiden en zette bij mooi weer koers naar Hellevoetsluis. In de loop van de middag sloeg het noodlot echter toe, de wind ruimde van zuidoost naar zuidwest en nam ik in kracht toe zelfs tot windkracht 5. Het tij kenterde en een tegenstroom was het gevolg. Ter hoogte van Scheveningen/Kijkduin bleek het voor de Adder niet meer mogelijk om tegen deze wind en stroom nog vaart te houden. Om 6 uur ’s avonds wordt geprobeerd te draaien maar dit lukt niet. Wat er precies heeft afgespeeld aan boord weet niemand maar vanaf 20.30 uur werden noodseinen uitgegeven en om 21.10 uur is het schip ontploft/gezonken. Alle 65 opvarenden zijn hierbij omgekomen, 42 lichamen zijn geborgen en 23 hebben een zeemansgraf. Richard Schmull beschrijft de geschiedenis van de ondergang uitgbreid in dit artikel.
De begrafenis van Michiel
De grote verslagenheid en het medeleven van de bevolking uitte zich ook bij de begrafenis in Deventer, de woonplaats van de ouders van Michiel Smits.
Bron: Middelburgse Courant 19 jul 1882.
Te Deventer, waar zijn vader woont, kwam Zaterdag morgen omstreeks half twaalf, per spoortrein, het lijk van de ongelukkigen jongen man.
Aan het station- schrijft de Zwolsche Vt, – bevonden zich de bloedverwanten van den overledene en genoodigden in 7 rijtuigen, eenige zeeofficieren, de kolonel der huzaren, de kommandant van het garnizoen liggende detachement infanterie met de officieren dier korpsen, de majoor-commandant en officieren der schutterij en de muziek der huzaren.
Toen de lijkkist, die met de Nederlandse Vlag en met bloemkransen van de officieren der marine, van het leger en de schutterij bedekt was, en waarop tevens was nedergelegd het eereteken van de Militaire Willemsorde, in de lijkkoets werd geplaatst, zette de stoet zich in beweging. Vooropging de muziek met een treurmarsch van Chopin, dan volgde de lijkwagen, aan weerszijden begeleid door zeeofficieren, daar achter kwamen de officieren der verschillende wapens en de rijtuigen, terwijl een ontzaglijke menschen massa zich langs den weg geschaard had of den stoet volgde naar de begraafplaats. Daar aangekomen werd de kist in den grafkuil neergelaten en liet de muziek nog een treurmarsch van Beethoven hooren. Daarna schetste de predikant G.P. Kits van Heijningen in treffende bewoordingen het leven van dezen officier. Vervolgens nam een der zeeofficieren het woord om met diep bewogen stem, namens het gansche korps, een laatste groet aan den beminden wapenbroeder te brengen. Vervolgens bedankte de heer Kits van Heijningen, uit naam van den vader, die bij de plechtigheid tegenwoordig, maar te diep ontroerd was om dit zelf te doen, de aanwezigen voor de laatste eer aan zijn betreurde zoon bewezen. Diepe stilte heerschte bij deze plechtige begrafenis, en zoowel van den talrijke omstanders als van hen die bij den lijkstoet behoorden, vloeide menige traan van deelneming bij het zien van den terneergeslagen vader, en om het droevig einde van dezen officier, die met zoovele anderen op zulk een ellendige wijze om het leven is gekomen.








L.A.J. Burgersdijk (13a). en de weggedrukte steen (13b)
Grafnr.1025
Leendert Alexander Johannes Burgersdijk leefde van 1828 tot 1900. Hij werd in Alphen aan de Rijn geboren en studeerde mens- en dierkunde in Leiden. In 1852 haalde hij zijn doctorsbul en werd leraar Natuurlijke Historie aan de Koninklijke Militaire Akademie in Breda. Na twee jaar was hij daar hoogleraar. In 1864 aanvaardde hij een aanstelling als leraar aan de HBS in Deventer waaraan een docentschap aan het Athenaeum gekoppeld was. Van 1866 tot 1876 was hij directeur van de HBS. Nadat hij van deze functie afstand had genomen, bleef hij daar nog 21 jaar als leraar werken.
Burgersdijks interesse voor Shakespeare was reeds gewekt voor hij in 1877 Shakespeares Othello met de steracteur Ernesto Rossi in de Deventer Sociëteit had gezien. Want toen had hij, volgens de schrijver Robert Leek, de volledige teksteditie van Shakespeare al in zijn boekenkast staan. De voorstelling heeft in Burgersdijk vermoedelijk interesse voor het vertalen gewekt want Leek schrijft dat “[h]ij, volgens eigen zeggen, nog diezelfde avond na thuiskomst in de uitgave [begon] te bladeren. Zijn oog viel het eerst op het hem onbekende blijspel Twelfth Night. 5 ”, waarvan hij die avond het eerste tafereel vertaalde. Vanaf dat moment is Burgersdijk niet gestopt. Hij ging door met het vertalen van Shakespeares werk, dat uiteindelijk tot een waar vertaalproject uitgroeide, tot hij dit in 1885 beëindigde met zijn laatste versie van Shakespeares Pericles.
Leek heeft berekend dat Burgersdijk gemiddeld vier werken van Shakespeare per jaar vertaalde. Hij deed dat naast zijn werk als leraar; een buitengewone prestatie. In november 1887 had hij de inleidingen en de annotaties van alle toneelstukken voltooid. Burgersdijk heeft naast Shakespeare ook de treurspelen van Aeschylus en Sophocles en het Moretum van Vergilius in de oorspronkelijke versmaat vertaald. Deze werken zijn door zijn zoon voltooid en postuum gepubliceerd na Burgersdijks dood in 1900.
Burgersdijk was getrouwd met Johanna Gijsberta van Nieuwkuijk, die in 1888 op 52 jarige leeftijd overleed. Ze kregen 9 kinderen waarvan er 2 zeer jong overleden. Johanna werd begraven in Deventer. Leendert verhuisde in 1897 naar Apeldoorn waar hij drie jaar later op 71 jarige leeftijd stierf. Hij werd bijgezet in het graf van zijn vrouw.
Op Wikipedia is een uitgebreid lemma aan Burgersdijk gewijd. Zeer uitgebreide informatie over de werken van en over L.J.A. Burgersdijk vindt je op de Digitale Bibliotheek der Nederlandse Letteren.




Esdoorn met weggedrukte steen (13b)
Een beeld van de begraafplaats zoals het er in haar actieve periode uit zag: geen bomen of heel veel begroeiing. Ook deze boom, een esdoorn die in dit graf 975 is gegroeid heeft er toen niet gestaan. Deze boom is wel zeker als een zaailing-esdoorn in dit graf opgekomen na de sluiting van de begraafplaats in 1918. Door de groei van de boom is het grafmonument op dit graf geheel uit haar verband gedrukt en eigenlijk vernield. De liggende steen is weggedrukt, kettingen zijn geknapt en de palen zijn in de boom gegroeid.
In dit graf liggen begraven Gerrit Hendrik van Stuijvenberg, begraven 1882 en Hendrik Johannes van Stuijvenberg, begraven 1900.
Over de verschoven grafsteen en de geknapte kettingen is een gedicht gemaakt door Sieth Delhaas.
Krachtenspel
Het krachtenspel van steen en ijzer
is niets bij de reuzin die moeiteloos
een eeuw ruim overbruggend
haar takken opnieuw doet botten
en oer en jong het groen
dat juichend over ’t leven zich naar de wolken keert.
Aan haar voet is ’t spel al uitgespeeld.
Het is de stad die deze plek verkoos tot monument
geen meesterhand die bindt of snoeit.
De stinseplanten rond de steen strelen de namen
onleesbaar uitgeschuurd door weer en wind.
En menigeen melancholiek wellicht
om ’t eigen nad’rend eind herkent in de omarming
aan haar voet dat leven triomfeert.
Sieth Delhaas
Gerhard Korteling (14)
Grafnr. 1036
"De basis van de artistieke familie Korteling ligt in het schildersbedrijf in de Smedenstraat te Deventer. Daar maakte eigenaar en stamvader Gerhard Korteling sinds 1839 op ambachtelijke wijze verf en paste hij eeuwenoude schildertechnieken toe. Naast zijn werk als decoratie- en rijtuigschilder maakte Gerhard autonome kunstwerken, waarmee hij erin slaagde om kunst en ambacht te integreren." Gerhard Korteling was toen in Deventer op dit gebied al geen onbekende meer. Jaren eerder had hij, op 16-jarige leeftijd, als leerling van de Deventer Teekenacademie al een prijspenning gewonnen.
Het huis- en rijtuigschildersbedrijf dat hij aan de Smedenstraat vestigde, werd later overgenomen door zijn oudste zoon Willem ( grafnr. 3823) Diens zoon, Gerhard (-Willem) had veel schildertalent. Zijn passie voor het schildervak werd hem echter wel fataal. Gerhard Korteling overleed op 26-jarige leeftijd aan een longontsteking die hij opgelopen had doordat hij veelvuldig in de winterse kou had zitten schilderen. Hij is in dit graf bijgezet.
De tweede zoon van stamvader Korteling was Bartus Korteling (1853-1930). Deze telg van de creatieve familie werkte als tekenleraar aan de Rijkskweekschool, Rijks Hogere Burgerschool en aan de Avondteekenschool en had in die hoedanigheid veel invloed op de ontwikkeling van talent. Zijn zoon Willem Korteling was de eerste die in de familie fulltime kunstenaar werd. Hij schilderde veel landschappen, (bloem)stillevens en dieren en vond in brede kring, ook nationaal, waardering hiervoor. (Bartus en zijn zoon liggen niet op deze begraafplaats)
De zonen en kleinzonen die de oude Gerhard in het schildersbedrijf opvolgden, kampten eveneens met de eeuwige strijd tussen beide kanten van het vak: de kost verdienen of zelfexpressie. Ook zij wisten dit dilemma het hoofd te bieden en produceerden generatie na generatie prachtige schilderwerken met zowel romantische als vroeg-expressionistische aspecten. De familie Korteling kende bijzonder veel inventieve leden, waarvan enkele zelfs landelijke bekendheid genoten.
Over de schildersfamilie Korteling is een fraai boek verschenen:
Roel H. Smit-Muller, De familie Korteling. Kunst en ambacht, Uitgeversmaatschappij Walburg Pers, kleurrijk geïllustreerd, genaaid gebonden, ISBN 978.90.5730.707.2




Landschapschilderij van Gerhard (de oude). HM Deventer
Tekening van schildersbedrijf aan de Smedenstraat, van Gerhard (de kleinzoon) . HM Deventer


Schepen op het Overijssels kanaal, van Gerhard (de kleinzoon) . HM Deventer Zijn laatste schilderij.


Grote groene beuk, begraafplaatsbeuk (15)
Latijnse naam: Fagus sylvatica
Vanaf het jaar 1831 tot in 1918 zijn op de begraafplaats aan de Diepenveenseweg vele duizenden Deventer inwoners begraven. Omdat de “oude algemene begraafplaats” de status van Rijksmonument heeft, kan er ook geen andere bestemming worden gegeven aan deze plek met heel veel historie over de vroegere bewoners van Deventer. Toen de begraafplaats nog in gebruik was als actieve begraafplaats was het een groot open veld met veel verschillende grafmonumenten, die er voor een belangrijk deel nu nog te zien zijn.
Voor wat betreft bomen, struiken en andere vegetatie is er na de sluiting voor het begraven op de begraafplaats in 1918 het nodige veranderd. De oude begraafplaats zier er nu uit als een park of bos met soms zeer dichte begroeiing. Er kan ook gesproken worden van een “ecologische niche” in de bebouwde en versteende omgeving die rond de begraafplaats ligt. Daarbij heerst er op de begraafplaats een weldadige rust midden in de drukke stad.
Er staan ook veel bomen op de begraafplaats. Zo staat er hier langs het hoofdpad bij de stenen nummerpaal met het grafnummer 1051 een meerstam groene beuk. Deze beuk heeft een zware en grote grafzerk van graf 1051 omhooggedrukt en op haar kant gezet. Deze grafzerk vertelt dat in dit graf begraven is in mei 1889 Sophia Jacoba Charlotta Wiggers – van Kerchem, geboren 22 oktober 1820 en overleden 3 mei 1889. De groene beuk is geplant op graf 1052. De boom bestaat direct boven het maaiveld uit vier stammen, twee van deze stammen splitsen zich nog weer op respectievelijk drie en zes meter hoogte, zodat deze boom in haar kroon uit zes zware kroonstammen is opgebouwd.
In vroegere tijd werden er op landgoederen wel vaker beuken of bruine beuken aangeplant door een aantal jonge beuken in één plantgat te poten. Dit wordt ook wel een boomboeket genoemd. Zo’n boomboeket lijkt hier ook te zijn gepoot op het tweede graf in de rij. Onder de beuk(en) in graf 1052 ligt begraven Jan Willem Dommerholt, die in 1889 is overleden. Dit vertelt ons in ieder geval iets over de leeftijd van deze beuk: vermoedelijk geplant in of kort na 1889. De beuk is ongeveer 130 jaar oud. De kolossale wortelvoet van de boom beslaat ± 4 m² aan oppervlakte.
De omtrek van de boom is 6,00 meter en de hoogte van de boom is ongeveer 28 meter.
Deze beuk staat in het register van monumentale bomen van de Landelijke Bomenstichting. Registratienummer is 1689323
Gerardus Overesch (Pastoor). 16
Grafnr. 2524
Gerardus Overesch werd op 26 maart 1787 in Raalte geboren in een groot gezin. Hij overleed op 18 december 1843 te Deventer op 56 jarige leeftijd.
Op zijn 20ste besloot hij priester te worden en na afronding van andere studies kwam hij op 26 september 1812 terecht op het seminarie te ‘s Heerenberg. Nadat hij daar met zeer goed resultaat zijn theologische studies had afgerond, werd hij als kapelaan naar Deventer uitgezonden. Al een jaar later werd hij aangesteld als hoogleraar in de dogmatische theologie aan hetzelfde seminarie waar hij ook had gestudeerd. Zijn duidelijkheid en grondigheid van lesgeven werden alom geprezen.
Door de dreigende sluiting van de seminaries werden de hoogleraren bij beginnende parochies als pastoor benoemd. Zo werd ook pastoor Overesch midden 1829 wederom te Deventer aangesteld als pastoor.
Overesch kwam terecht in de Nieuwstraat. In 1721 kocht de katholieke gemeenschap daar een belangrijk woonhuis met de naam De Keizerskroon. Dit woonhuis werd de eerste door het gemeentebestuur getolereerde huiskerk. De overige katholieke kerken waren immers tijdens de reformatie gesloten. In 1751 werd het gebouw uitgebreid en ingericht als kerk en pastorie. Dit complex werd in 1896 gesloopt om plaats te maken voor het Sint Jozef Ziekenhuis.
In Deventer werkte pastoor Overesch in eerste instantie samen met pastoor J.W.A. Muller. Van beiden is bekend dat zij zich niet boven, maar naast hun parochianen opstelden. Na het overlijden van pastoor Muller stichtte Overesch een inrichting voor wezen. Hij stond bij zijn parochianen in hoog aanzien wegens zijn medeleven in alles en om zijn grote goedaardigheid.
Dit blijkt ook uit de tekst op de grafsteen, een zware liggende zerk. Deze tekst is in het Latijn geschreven. Men wilde een flink deel van zijn levensloop en deugden op de steen vermelden en daarom zijn er veel afkortingen gebruikt. .
De Vertaling van het Latijn op de grafsteen is:
Gelukkig zij, die in de Heer sterven
Hier ligt, in de hoop op de verrijzenis
Het stoffelijk overschot van de eerwaarde en roemvolle (doorluchtige) heer
Gerard Overesch,
Regulier priester van de heilige katholieke en apostolische kerk
Pastoor van de parochie te Deventer
Geboren te Raalte in Salland op de 26e dag
Van de maand maart in het jaar 1787.
Als professor van de heilige christelijke dogmatiek
Doceerde hij te ’s Heerenberg vanaf het jaar
1816 tot 1824, waarin hij
De zorg van onze kudde op zich nam.
Gesterkt door het heilig sacrament (het heilig oliesel)
Stierf hij op de dag van 18 op 19 december
In het jaar 1843
Hij was de beste pater familias van Christus.
Weduwen en wezen wenen om hem, nu ze opnieuw vaderloos zijn.
Hij ruste in vrede.
Stichting Oude Begraafplaatsen Deventer
Deze site is met de grootst mogelijke zorgvuldigheid samengesteld. Ook denken wij te voldoen aan de privacy-wetgeving.
Mocht u fouten tegenkomen of vragen hebben over de teksten laat het ons dan zo snel mogelijk weten.
Contact
info@sobd.org
+31 6 00000000
© 2024. All rights reserved.
Beheer en onderhoud van monumentale begraafplaatsen in Deventer, Colmschate en Diepenveen

